Ontwikkelingshulp: wat is dat eigenlijk?
Dit is een deel uit het boek: Ontwikkelingshulp in 2 uur en 53 minuten (2009)
Honderd miljoen Opel Corsa's. Om die te kopen heb je net zoveel geld nodig als het bedrag dat het Westen sinds de Tweede Wereldoorlog in totaal uitgaf aan ontwikkelingshulp: 2,3 biljoen dollar. In cijfers: 2.300.000.000.000. Met dat geld kun je ook vierhonderd Betuwelijnen aanleggen of gedurende tien miljoen jaar het salaris van de Nederlandse premier betalen.
Per jaar geven westerse landen ruim 100 miljard dollar uit aan hulp uit. Dat lijkt een fors bedrag maar in vergelijking met bijvoorbeeld de wereldwijde militaire uitgaven is het een schijntje: aan wapentuig wordt jaarlijks twaalfmaal zoveel besteed.
De Verenigde Staten zijn veruit de gulste hulpgevers: de yanks zijn goed voor een vijfde van de totale wereldwijde hulp. Toch zijn de VS minder ruimhartig dan op het eerste gezicht lijkt. Gemiddeld besteden westerse landen 0,45 procent van hun Bruto Nationaal Product (BNP) aan hulp, maar de VS komen niet verder dan 0,15. Nederland doet het met 0,8 procent een stuk beter dan gemiddeld. In absolute getallen bed-raagt de Nederlandse hulp in 2009 ruim zes miljard dollar (ruim vijf miljard euro). Met dat bedrag bezet ons kleine land een fraaie zesde plaats op de lijst van grootse donoren, na de VS, Duitsland, Frankrijk, Engeland en Japan.
Van de vijf miljard euro Nederlandse hulp gaat ongeveer een kwart naar internationale organisaties zoals de Verenigde Naties. Een volgend kwart wordt besteed via Nederlandse particuliere hulporganisaties zoals Oxfam Novib en ICCO. Daarnaast wordt een kwart gebruikt voor ‘bilaterale hulp': rechtstreekse steun aan Derde Wereldlanden. Dit geld wordt uitgegeven via de Nederlandse ambassades. De Nederlandse bilaterale hulp concentreert zich op veertig partnerlanden, bijna de helft daarvan ligt in Afrika. Het vierde kwart van de Nederlandse hulp gaat op aan kleinere bestedingsdoelen.
De meeste hulp is bestemd voor Afrika: bijna veertig miljard dollar (ofwel een kleine veertig procent van de jaarlijkse hulpkoek). Daarna volgt Azië (inclusief het Midden-Oosten) met vijfendertig miljard dollar. Zuid- en Midden-Amerika krijgen samen zeven miljard. Wat ontvangende landen betreft zijn Irak, Nigeria en Afghanistan de grootse profiteurs van ontwikkelingshulp (cijfers 2007). Irak en Afghanistan zijn grootontvangers sinds de Amerikaanse invasie in die landen. Vóór die tijd waren landen als Indonesië, India, Egypte en Vietnam de topontvangers.
Let wel: we hebben het hier over koplopers als het gaat om de ontvangen absolute hoeveelheid hulpdollars. Want afgezet tegen het Bruto Nationaal Product van de ontvangende landen krijgen juist Afrikaanse landen veel hulp: gemiddeld een bedrag ter grootte van tien tot vijftien procent van hun BNP. Die toppositie van Afrikaanse landen is niet zo gek: zij hebben vaak kleine economieën met een relatief laag BNP. Een zak hulpdollars is dus al snel een relatief groot bedrag.
dit is een deel uit het boek: Ontwikkelingshulp in 2 uur en 53 minuten (2009)