We leven in de pubertijd: Over de economisering van het onderwijs
dit is een fragment uit Volgers & vormers (2013)
"Het onderwijs staat in het teken van het nut, of beter gezegd, in het teken van het salaris, het grootst mogelijk geldelijke gewin. Vanuit deze optiek studeert een mens om “op de hoogte” en “bij de tijd” te blijven, om alle manieren te leren kennen waarop het gemakkelijkst geld verdiend wordt […]. Ieder mens wordt zodanig opgeleid dat hij zijn maximale kennisniveau bereikt en daaraan vervolgens een maximum aan geld en geluk ontleent.”
Aldus Friedrich Nietzsche in een lezing bijna anderhalve eeuw geleden. Hij had die lezing ook vandaag kunnen houden. Tijdens zijn voordracht op 16 januari 1872 ging de filosoof in op de staat en de toekomst van het onderwijs in Duitsland. Sindsdien is de wereld flink veranderd maar de analyse die Nietzsche van het onderwijs geeft staat nog steeds als een huis. Sterker: zijn opmerkingen zijn de afgelopen decennia alleen maar actueler geworden.
Want ons onderwijs is in de greep van de economisering. “De afgelopen jaren en decennia wordt in toenemende mate vanuit economisch- en efficiencybelang naar het basis- en voorgezet onderwijs gekeken”, zegt pedagoog Micha de Winter in dit boek. “In dat denken staat de term “opbrengstgericht onderwijs” centraal. Daarbij wordt “opbrengst” smal en eng gedefinieerd, namelijk zuiver vanuit economisch perspectief: onderwijs moet kinderen voorbereiden op de kenniseconomie. Wie doorvraagt naar de achtergronden van deze onderwijsopvatting, stuit op een flinterdunne argumentatie die in één zin is samen te vatten: China levert per dag evenveel ingenieurs af als Nederland in een heel jaar.”
Kijkend naar de ontwikkelingen in het onderwijs van de afgelopen decennia, zegt psycholoog en columnist Leo Prick in dit boek dat onderwijs een middel werd “om op efficiënte en kosteneffectieve wijze jongeren voor te bereiden op hun toekomstige leven als werknemer in een veranderende wereld. Basis- en voortgezet onderwijs dient daarmee steeds meer een economisch doel.” Met dat idee in het achterhoofd, wordt het accent op de basisschool en in het voortgezet onderwijs gelegd op vakken die economisch nut zouden hebben. Te weten op de “kernvakken”: taal, rekenen en een aantal exacte vakken.
De kosteneffectieve en bedrijfsmatige benadering leidt ertoe dat politici – hoewel ze dat nooit zullen toegeven - een beleid voeren dat uiteindelijk gericht is op verlagen van het onderwijsniveau. Want dat proces moet efficiënt zijn, zegt filosoof Grahame Lock. “Waarom zou je een betere scholier maken, die veel “luxe” – veel persoonlijke aandacht, veel keuzevakken – heeft genoten in het onderwijs? De markt wil iemand die de functie kan vervullen waar hij of zij voor betaald wordt. Meer niet. Méér zou betekenen dat er iets mis is met de “kwaliteit” van het productieproces [en] met het leveren van het “product”: de scholier of student met een “relevant” diploma. [Het zou betekenden dat] het opleidingsproces te duur was. Niet efficiënt dus.”
Dat er in het onderwijs inderdaad sprake is van het schrappen van “luxe” en van een gerichtheid op een paar “kernvakken”, blijkt ook uit een recent rapport van de Nederlandse Onderwijsraad. De raad schrijft dat scholen ervaren dat de onderwijsinspectie de opbrengsten op het gebied van taal en rekenen centraal stelt. Het is niet zo gek dat scholen deze ervaring hebben, want het eenzijdig benadrukken van het belang van economisch nuttige vakken hoort tot de uitgangspunten van het overheidsbeleid. Zo bepleitte in 2010 de toenmalige minister van Onderwijs meer aandacht voor Nederlands, Engels en exacte vakken in het basis- en voortgezet onderwijs. “Meer focus in ons onderwijs is essentieel om onze internationale concurrentiekracht te versterken”, meende de minister.