Verbindend leraarschap
in: VanTwaalfTotAchttien , november 2013
Laat je leerlingen zien hoe ze een krop sla moeten opkweken. Dan bereid je ze beter voor op de 21e eeuw dan wanneer je computers en apps een centrale plek geeft in je onderwijs.
Onderwijsvakblad Didactief had afgelopen voorjaar een bijlage over onderwijs in de 21e eeuw. In die bijlage stond een test voor leraren: Krijgen jouw leerlingen de kans om zich te ontwikkelen tot leerlingen met ‘21st century skills’? De test bestond uit zestien vragen, maar eigenlijk waren het allemaal varianten op slechts één vraag: spelen computers en ICT een grote rol in jouw onderwijs en in je persoonlijk leven? De varianten op die ene vraag waren onder meer: Is in elk klaslokaal een computer aanwezig, mogen leerlingen in de les functioneel gebruik maken van hun smartphone, beschikt jouw school over tablets met educatieve apps, en ben je zelf als leerkracht actief op LinkedIn?
De gedachte achter de test was blijkbaar: als leerlingen maar lekker educatief mogen rommelen met computers, apps en tablets, kunnen ze wel vooruit in de komende dik 85 jaar die van deze eeuw nog resteren. Die opvatting kom je in dit digitale tijdperk vaker tegen. Ze getuigt van een haast aandoenlijke kortzichtigheid en naïviteit.
Allereerst is het verstandig om een beetje bescheiden te zijn. Want het is nogal pretentieus om te beweren dat je weet wat mensen de komende eeuw aan kennis en vaardigheden nodig hebben. Het is pas 2013! Wie kon in 1913 voorspellen welke ‘skills’ je nodig zou hebben om je door twee wereldoorlogen heen te slaan, je als ondernemer staande te houden in een mondiale economie, en niet verslaafd te raken aan fastfood of WhatsAppen? Om maar wat te noemen.
Daarnaast verwarren mensen die beweren dat leerlingen vooral lekker digitaal bezig moeten zijn, doel en middel met elkaar. Computers, internet en educatieve software kunnen inderdaad nuttige middelen zijn in het onderwijs. Net als een pennen, papier, schooltuinen, muziekinstrumenten en boeken dat kunnen zijn. Maar het zijn inderdaad middelen. Meer niet. Met het doel van onderwijs hebben ze niets te maken.
Wat is dan het doel van onderwijs? Of beter: wat is de bedoeling van onderwijs? Waarom moeten kinderen eigenlijk naar school? Uiteraard om een zekere kennis op te doen en een aantal basisvaardigheden te ontwikkelen. Op school leren ze rekenen, schrijven en lezen, maar ook naar elkaar luisteren en met elkaar samenwerken. Dat leerlingen dat soort dingen moeten leren, ligt voor de hand.
Maar die basis is bij lange na niet voldoende. Ze moeten vooral leren een ‘verbonden mens’ te zijn.
Ik hoor u al denken: een verbonden mens zijn? Kan dat niet wat concreter? Inderdaad: dat kan concreter. Ik leg het uit via een kleine omweg.
Wie de westerse geschiedenis van de afgelopen decennia op hoofdlijnen beziet, ontwaart een belangrijke constante: een steeds verdere vergroting van de vrijheid. Maar dan wel een specifieke vorm van vrijheid: vrijheid als egocentrische en materiële ongeremdheid. Het gaat om een soort puberale ‘I want it all and I want it now’-vrijheid. Oud-VVD-leider Joris Voorhoeve zegt in NRC-Handelsblad dat het liberalisme van 90 procent van de huidige VVD-kiezers zich beperkt tot de vrijheid ‘om te verdienen en te consumeren’. Voorhoeve is daarmee mild, want wat betreft de neiging tot overvloedige consumptie is bijna iedereen tegenwoordig een VVD’er. We leven in de pubertijd.
Onze materiële obsessie leidt tot drie grote maatschappelijke vraagstukken: een economische- en schuldencrisis, een sociale crisis en een ecologische crisis. Die vraagstukken zijn niet zomaar opgelost. In alle bescheidenheid: ze zullen de politieke en maatschappelijke agenda de komende decennia vermoedelijk blijven beïnvloeden.
De economische- en schuldencrisis wordt in de kern van de zaak veroorzaakt doordat we ons historisch hoge welvaartsniveau financieren met geld dat we niet hebben maar in de toekomst nog moeten verdienen. Het is dus rijkdom op de pof. Kopen op krediet doet iedereen, van huiseigenaar (hypotheek) tot rijksoverheid (begrotingstekort). We zijn zó sterk verslaafd aan consumeren dat we ons er tot in het ondraaglijke voor in de schulden hebben gestoken. Zo staan we fors bij de toekomst in het krijt. Dat tast het vertrouwen en de stabiliteit van de economie aan. Daar weten we, midden in de economische crisis, tegenwoordig alles van.
Als gevolg van de economische onzekerheid staat de samenhang in de samenleving onder druk. Hoge werkeloosheid (zie landen als Spanje en Griekenland) en armoede kunnen leiden tot sociale spanningen en polarisatie in de samenleving. Ziedaar de tweede crisis: de sociale.
En dan de derde: de ecologische crisis. We staan niet alleen bij de toekomst in het krijt. Onze welvaart is ook gecreëerd ten koste van de natuur en de aarde. In onze hebzucht naar economische groei en materiële vooruitgang jagen we de natuurlijke hulpbronnen er in ongekend tempo doorheen, vervuilen we bodem, water en lucht en tasten we het klimaat aan. De aarde heeft inmiddels bijna anderhalf jaar nodig om de bronnen aan te vullen die wij in één jaar opmaken. Dat blijkt uit berekeningen van het Global Footprint Network. We teren dus razendsnel in op onze reserves. Zo hebben we naast een financiële ook een forse ecologische schuld opgebouwd.
Het wordt daarom tijd voor een duurzame, toekomstbestendige manier van leven. Want, schrijft de Amerikaanse journalist Thomas Friedman: we naderen het punt waarop ‘both Mother Nature and Father Greed will hit the wall at once’. De noodzakelijke nieuwe manier van leven wordt gekarakteriseerd door maatgevoel en zelfbeheersing. Ongeremd en mateloos kopen en consumeren is niet langer verdedigbaar. We zullen een terughoudender manier van leven moeten ontwikkelen.
Dat brengt ons terug bij het onderwijs. Want anders leren leven gaat niet zomaar. Het is langetermijnwerk. Onderwijs en opvoeding zijn onmisbare instrumenten om toekomstige generaties maatgevoel bij te brengen. Want juist onderwijs en opvoeding leggen de basis voor het leven en de latere levenshouding. Jong geleerd is oud gedaan. Het zijn bij uitstek de middelen om jongeren breed te leren denken: niet alleen aan hun eigen welvaart en rijkdom, maar ook aan de context waarin ze leven en aan de gevolgen van hun handelen. Het zijn de instrumenten om bij jongeren bewustzijn te ontwikkelen en hen te leren dat ongebreidelde materiële rijkdom niet zonder gevolgen is, maar ten koste gaat van hun eigen toekomst en van de wereld om hen heen. Het zijn kortom de instrumenten om ze te leren een verbonden mens te zijn. Verbonden met medeburgers, met toekomstige generaties en met de aarde en de natuur. De leraar die zijn kinderen dat leert, toont verbindend leraarschap.
Hoe doe je dat? Door in het onderwijs brede vorming centraal te stellen. Bijvoorbeeld door veel aandacht te geven aan een vak als geschiedenis. Want iemand met historisch besef relativeert zijn eigenbelang. Hij leert dat onze wereld en onze welvaart niet vanzelfsprekend zijn. Dat het ook anders kan. Verbindend leraarschap laat je ook zien door je leerlingen vreemde talen te leren. Want talen brengen ze in contact met de hele wereld en met andere mensen. Dat leidt tot begrip over en weer en mogelijk tot andere inzichten over hoe je je leven kunt invullen.
Maar er is meer. Een verbindende leraar laat zijn jongeren romans lezen. Want via een verhaal leer je jezelf verplaatsen in een ander. Dat helpt je over je eigen inzichten en je eigen gelijk heen te stappen. Zo ontwikkel je je sociaal bewustzijn. Datzelfde doe je als je gezamenlijk muziek maakt. Want juist bij een vak als muziek gaat het om samenwerken, luisteren en afstemmen. En wat te denken van werken in een schooltuin? Wie met veel moeite een kropje sla opkweekt, beseft hoe kwetsbaar de natuur is en hoe belangrijk het is om er respectvol en terughoudend mee om te springen.
Historische kennis op doen, vreemde talen leren, romans lezen, muziek maken en sla kweken: dát zijn de ‘21 century skills’ waar de samenleving behoefte aan heeft en die leerlingen in staat stelt een waardevol leven te leiden. Op een laptop of tablet werken kan hooguit hier en daar helpen in het leerproces. Meer niet.
Tobias Reijngoud