Pablo Tittonel: "Alleen met biologische landbouw kunnen we de wereld voeden"
in: De Kleur van Geld, 2015
De gangbare landbouw kan de wereld niet voeden. “Dat lukt alleen als de vele kleinschalige boeren, vooral in ontwikkelingslanden, biologisch gaan werken”, zegt hoogleraar Pablo Tittonell.
De opbrengst van een hectare biologische landbouwgrond is gemiddeld 20 procent lager dan die in de gangbare, intensieve landbouw. “Voor sommigen is dat een bewijs dat we niet zonder geïndustrialiseerde landbouw kunnen om de groeiende wereldbevolking te voeden”, zegt Tittonell, hoogleraar landbouwecologie in Wageningen. “Maar ik trek precies de tegenovergestelde conclusie.”
“Want dat verschil van twintig procent is eigenlijk opvallend klein. Zeker als je bedenkt dat wereldwijd het overgrote deel van de uitgaven aan landbouwonderzoek naar de reguliere landbouw gaat. Als we meer zouden investeren in het innoveren van biologische landbouwmethoden, is de achterstand in opbrengst om te zetten in een voorsprong. We zouden in moeten zetten op ecologisch intensiveren: het opzetten van intensieve en productieve landbouw, maar dan op een ecologisch verantwoorde manier.”
Variatie
We produceren op zich genoeg voedsel om de wereld te voeden, zegt Tittonell. “Er is echter een probleem als het gaat om de kwaliteit van het voedsel. Een gezonde maaltijd is een gevarieerde maaltijd. Op wereldschaal produceren we echter niet van alle soorten voedsel genoeg om iedere wereldburger van gevarieerd voedsel te voorzien. Rood vlees bijvoorbeeld wordt in overvloed geproduceerd: bijna 570% van de hoeveelheid die we met z’n allen nodig hebben. Maar groente en vooral fruit, verbouwen we te weinig. Consumenten kunnen, door in de winkel bewust te kiezen, een meer gevarieerde productie stimuleren.”
Een ander probleem als het gaat om het voeden van de wereld, is de onevenwichtig verdeling van de voedselproductie, zegt Tittonell. “Er is hoge productie in het Westen. Daar kan de landbouw dus wel wat minder intensief. Dat spaart het milieu. Anderzijds wordt er te weinig geproduceerd in grote delen van Afrika en Azië. 870 miljoen mensen op aarde zijn ernstig ondervoed.”
Om de wereldbevolking te voeden, is het belangrijk om het voedsel daar te produceren waar het wordt geconsumeerd. Tittonell: “De groei van de voedselproductie moet vooral komen van kleinschalige boeren in ontwikkelingslanden. Lokale productie maakt mensen minder afhankelijk van kwetsbare aanvoerlijnen en stijgende prijzen op de wereldvoedselmarkt. Ontwikkelingslanden zouden ecologische principes kunnen toepassen. Daarmee garanderen ze een gezond landbouwsysteem dat ‘eeuwig’ mee kan, en de bodem en het ecosysteem versterkt in plaats van uitput.”
Gezonde bodem
Verder gaan op de weg van de reguliere, intensieve landbouw is op langere termijn onhoudbaar. Tittonell: “Zo wordt veel kunstmest gebruikt in de reguliere landbouw. Dat betekent een grote aanslag op de bodemkwaliteit. Terwijl juist een gezonde bodem onmisbaar is bij het garanderen van de toekomstige voedselvoorziening. Een veerkrachtige bodem is gevarieerd in samenstelling, en bevat organisch materiaal.”
Juist de biologische landbouw versterkt de bodemstructuur, door gebruik van compost en dierlijke mest. Tittonell: “Als je veel kunstmest gebruikt, werk je tegen de natuur in. Op lange termijn blijft er een schrale en weinig productieve grond over. Biologische landbouw werkt daarentegen met de natuur mee. Dat is echt de weg vooruit.”
Tobias Reijngoud, 2015