Arnoud Boot: ‘Oorzaken van de kredietcrisis zijn niet wezenlijk weggenomen’
gepubliceerd in: De Kleur van Geld , april '11
Nu de kredietcrisis achter ons ligt, raakt de druk van de ketel en wordt de financiële wereld niet fundamenteel hervormd. Dat zegt hoogleraar financiële markten Arnoud Boot in gesprek met De Kleur van Geld. 'We moeten ons niet in slaap laten sussen door bankiers die zeggen dat ze van de kredietcrisis hebben geleerd.'
Arnoud Boot, hoogleraar financiële markten aan de Universiteit van Amsterdam, windt er geen doekjes om. Volgens hem is het een illusie te denken dat de financiële wereld wezenlijk is veranderd door de kredietcrisis. ‘Op dit moment zitten we nog in de nasleep van de schok. Financiële instellingen houden zich rustig. Men is nog voorzichtig en neemt niet al te veel risico’s. Maar de kans is levensgroot dat uiteindelijk weer dezelfde processen gaan spelen. De diepere oorzaken van de crisis zijn niet wezenlijk weggenomen.’
Verwevenheid
De kredietcrisis is uiteindelijk veroorzaakt doordat banken ver zijn weggedreven van hun kerntaak, te weten: het bedienen van de reële economie. Boot: ‘Een bank is in de basis een instituut dat spaargeld aantrekt en vervolgens weer uitleent in de vorm van kredieten aan bedrijven en particulieren. Maar in de jaren voorafgaand aan de kredietcrisis raakte die basistaak steeds meer verweven met de toenemende investering van banken in financiële markten. Met dat laatste kon in goede tijden enorme winst worden gemaakt. Tegelijkertijd werden de risico’s van die investeringen onderschat, evenals de gevaren van de onderlinge verwevenheid die ermee gepaard gingen. Juist die verwevenheid van de verschillende activiteiten van banken leidde ertoe dat alles tegelijk kon omvallen toen het klimaat verslechterde. Problemen op financiële markten hadden zo ook gevolgen voor de onderdelen van banken die de reële economie bedienden.’
Volgens Boot is een volgende crisis alleen te voorkomen als de structuur van banken fundamenteel wordt aangepast. Boot: ‘De verwevenheid van allerlei ongelijksoortige activiteiten binnen banken moet minder. Veiligstellen van de essentiële, min of meer publieke delen van het bankwezen is van groot belang. Dan gaat het onder meer om taken als het betalingsverkeer en de meer klassieke bancaire functie van spaargeld aantrekken en kredieten verlenen. We moeten zorgen dat we nooit meer het risico lopen dat alles tegelijk omver getrokken kan worden, zoals gebeurde bij de kredietcrisis. Juist de verwevenheid in de bancaire wereld deed de problemen op financiële markten uitgroeien tot een diepe financiële en economische crisis. De crisis begon met banken die blootstonden aan te veel risico’s op financiële markten. Daardoor moesten ze hun kredietverlening aan bedrijven en particulieren beperken. Zó sterk dat die uiteindelijk zelfs opdroogde.’
Ontvlechten
Het is uiteindelijk aan de politiek om structuurveranderingen op te leggen aan banken, meent de hoogleraar. Maar de wetgever moet van ver komen. Boot: ‘De politiek, ook in Nederland, heeft de financiële sector jarenlang alle ruimte gegeven door regelgeving juist te versoepelen. In Nederland werd de financiële sector gezien als een belangrijke groeisector. Op de keper beschouwd is dat een vreemde filosofie. Want de basisfunctie van de financiële sector is het bedienen van de reële economie. Op het moment dat je de financiële wereld bestempelt als groeisector, zeg je eigenlijk dat banken er voor zichzelf zijn.’
Na jarenlang de teugels te hebben laten vieren, valt het de politiek zwaar om de financiële sector beter bij de les te houden en structuurveranderingen af te dwingen. Boot: ‘Bovendien is het inhoudelijk een lastig vraagstuk, want de structuur van grote financiële instellingen is razend ingewikkeld. Wat betekent het ontvlechten van de verschillende taken van banken in de praktijk precies? Moeten banken echt worden opgesplitst? Of zijn er bijvoorbeeld mogelijkheden om zonder absolute splitsing de publieke taken van banken toch veilig te stellen? Voor het antwoord op dit soort vragen is nog veel onderzoek nodig. Helaas gebeurt er vooralsnog niet veel op dit vlak. De kans op een nieuwe crisis blijft daardoor bestaan. In de VS en Groot Brittannië worden momenteel wel stappen gezet, maar het gaat allemaal nog erg langzaam.’
De kredietcrisis brak ruim twee jaar geleden uit. Boot: ‘De druk om structuurveranderingen te realiseren raakt inmiddels van de ketel en het gevoel van urgentie voor echte veranderingen neemt helaas af. Laten we hopen dat dat niet leidt tot een tweede crisis.’ Een extra probleem is volgens Boot dat bankiers meestal fel gekant zijn tegen het onderscheiden van verschillende compartimenten binnen een bank. ‘Zo’n scheiding beperkt de vrijheid van bankiers. Daar staan ze niet om te springen’, aldus Boot.
Ondanks zijn kritiek op het uitblijven van structurele hervormingen, meent Boot dat er de afgelopen twee jaar wel degelijk een aantal voorzichtige stappen is gezet. ‘De kapitaaleisen aan banken worden scherper. Zo moet worden voorkomen dat banken met maar een paar procent eigen vermogen en heel veel vreemd kapitaal gaan investeren in financiële markten. Hogere kapitaaleisen zijn van groot belang bij het creëren van een stabiel financieel systeem. Toch zijn de eisen waar momenteel internationaal over wordt gesproken niet hoog genoeg om echte stabiliteit te creëren. Ook op dit vlak is nog een wereld te winnen.’
De snelheid van het licht
Het belang van strakke wet- en regelgeving en hogere kapitaaleisen hangt samen met het karakter en de aard van de financiële wereld. Boot: ‘De financiële sector is bij uitstek gevoelig is voor hypes en modeverschijnselen. In euforische economische tijden, zoals voor de crisis, rennen banken en financiële instellingen allemaal achter elkaar aan in één en dezelfde richting. Daarbij onderschatten ze de financiële risico’s van hun activiteiten. Dat gaat goed zolang de koersen op financiële markten stijgen. Maar op het moment dat er ergens iets fout loopt, zit iedereen gelijktijdig verkeerd. Dan klapt de boel ineens in elkaar. Dat gebeurde in de kredietcrisis. Als de economie straks weer in de lift zit en er weer euforische tijden aanbreken, is de kans groot dat er opnieuw eenzelfde patroon ontstaat.’
Volgens Boot verklaart de dominantie van informatietechnologie de modegevoeligheid van de financiële sector. ‘Informatietechnologie maakt het mogelijk om met de snelheid van het licht te handelen op financiële markten. Door informatietechnologie kan je letterlijk binnen een uur het risicoprofiel van een bank verdubbelen. De snelheid waarmee gehandeld kan worden in de financiële sector, is uniek vergeleken met andere economische sectoren. Het gaat van achter het computerscherm met een paar muisklikken.’
Vergelijk dat eens met een schoenfabriek, stelt de hoogleraar. ‘Die fabriek kan lang niet zo snel achter de mode aanrennen omdat er forse investeringen nodig zijn om dat te doen. Die investeringen kosten tijd. Als groene schoenen ineens in de mode zijn en de fabrikant wil aan die trend meedoen, dan moet hij eerst een nieuw model ontwerpen en machines kopen om groene schoenen te maken. Dat kost tijd. Die vertraging geeft een bepaalde vorm van stabiliteit. Voordat hij investeert in ontwerpen en machines, zal de fabrikant eerst achter zijn oren krabben en analyseren of de vraag naar groene schoenen niet snel overwaait.’
Leven in de waan
In de financiële sector is dat anders. Daar kun je direct meedoen met de trend. Boot: ‘In euforische tijden leeft iedereen in de waan van de onbegrensde mogelijkheden. Financiële instellingen worden opgejut om achter elkaar aan te rennen. Het is een menselijk, psychologisch proces. Iedereen doet daar aan mee: banken, financieel analisten, rating agencies, de media, de politiek de toezichthouders. Je moet als bankier stevig in je schoenen staan om niet met de trend mee te gaan. Want juist in de trend wordt het geld verdiend. Wie daar niet aan meedoet wordt voor gek versleten. Zeker een beursgenoteerde financiële instelling krijgt dan het verwijt een dief te zijn van de portemonnee van de aandeelhouders. Het is vrijwel onmogelijk om níet te worden meegesleept door het circus rond financiële markten.’
Toch zijn er banken die zich redelijk terughoudend opstellen. Ze hadden relatief weinig last van de financiële crisis en zijn er zelfs sterker uitgekomen. In Nederland gaat het bijvoorbeeld om Triodos Bank en Rabobank. Dat juist deze twee banken soepel door de crisis zijn gerold, is volgens Boot geen toeval. ‘Rabo is en coöperatieve bank waar relatief veel beslissingsmacht laag in de organisatie ligt, namelijk bij de lokale Rabobanken. In de kern zijn dat ouderwetse banken die zich bezighouden met het aantrekken van spaargeld en het verlenen van kredieten. Het hoofdkantoor van Rabo doet weliswaar mee in het mondiale spel op financiële markten, maar de speelruimte daar wordt beperkt doordat de lokale Rabobanken intern veel in de melk te brokkelen hebben. Er is dus sprake van een ingebouwd correctiemechanisme.’
Dat laatste geldt volgens Boot ook voor Triodos Bank. ‘Het correctiemechanisme bij Triodos Bank is de filosofie. Triodos Bank heeft een inhoudelijke doelstelling: het bevorderen van duurzaamheid. Dat betekent dus dat de bank niet snel geneigd zal zijn om investeringen te doen die alleen een financieel doel hebben.’ Het is volgens Boot een interessante vraag of het model van Triodos Bank geschikt is voor een bank die vele malen groter is. ‘Kun je Triodos Bank bij wijze van spreken tien of honderd keer groter maken? Of gaat de inhoudelijke filosofie van de bank dan teveel verwateren en werkt het correctiemechanisme dan niet meer? Misschien is de authenticiteit van een instelling zoals Triodos Bank uiteindelijk verbonden met een beperkte omvang. Als Triodos Bank verder wil groeien, dan zal de bank met zichzelf de discussie aan moeten gaan over de vraag hoe het correctiemechanisme kan blijven werken. Dat is een interessante onderzoeksvraag.’
Tobias Reijngoud